jaargids ’96 100 jonge Nederlandse schilders

Ad de Visser

De kunst van vandaag heet ‘eclectisch’ te zijn: een melting pot van alles wat de kunstenaar tijdens zijn (reële zowel als imaginaire)
dwalingen door de beeldenjungle die de wereld hem is geworden.
 Eclecticisme zou ‘kieskeurigheid’ kunnen betekenen,
als het begrip –binnen de postmoderne context waarin het gebruikt wordt- niet teveel zou samenvallen
met zelfbewustzijn en beslissingsbevoegdheid. Gaandeweg immers hebben we moeten vaststellen dat er eigenlijk nauwelijks
te kiezen valt. Nu niet, maar toen ook niet. Anything goes: Al zolang de mensheid (de Urheber zelf incluis) bestaat.
 Lang weggezet als ‘onvermogen’ aof zelfs ‘onverschilligheid’, is het niet-kunnen-kiezen inmiddels geworden waarmee zeer wel te leven blijkt te zijn.
Sterker nog: de armoede van de selectie werd allengs opgewerkt tot de rijkdom van de nevenschikking.
 
Jos van der Sommen maakt van de upgrading zijn persoonlijke affaire. Deels bepaald door ‘noodlot’ (waar geen ontkomen aan is), deels gestuurd
door zelfstandige beslissingen, gedragen Jos van der Sommens tekeningen en schilderijen zich als een essay over de spanning tussen het
weinige en het vele; tussen eigenlijke en oneigenlijke betekenissen; tussen het hemelse en het alledaagse;
tussen de iconologie van de studeerkamer en de iconografie van de straat.
 
Zonder humor zijn zijn ‘samplings’ niet, maar ze reiken verder. Zijn scherpzinnige montages van ongelijksoortige beelden tonen het vermogen
de wisecrack aan de biljardtafel en het wijsgerige motto zo te combineren dat ze elkaar niet weerstreven, maar versterken.
 
Kortom: het ‘differentiële denken’ intelligent geillustreerd.